Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], En die knecht nam tien kemelen van zijns heren kemelen, en toog heen; en [15]al het goed zijns heren was in zijn hand; en hij maakte zich op, en toog heen naar [16]Mesopotamie, naar de [17]stad van Nahor. 15. Dat is, allerlei nodig en kostbaar goed nam hij met goedvinden van zijn heer mede, zo tot de reis, als tot verering, daar het in deze zaak dienstig zou wezen. Zie vs.54. 16. Hebr. Syrie der twee rivieren; zo genoemd, omdat het gelegen was tussen twee rivieren, Tigris aan het oosten, en Eufraat aan het westen. Zie dezen naam ook Deut.23:4; Richt.3:8. 17. Dat is, waar Nahor woonde; zie boven hfdst.23 vs.10. Versta de stad Haran, gelijk afgenomen wordt uit hfdst.28 vs.10, en hfdst.29 vs.4.